fddf

Aanvraagloket NOW tweede kwartaal 2021 geopend

Aanvraagloket NOW tweede kwartaal 2021 geopend

Ondernemers kunnen met de Tijdelijke Noodmaatregel Overbrugging voor Werkgelegenheid (NOW) een groot deel van hun loonkosten vergoed krijgen als ze verwachten ten minste 20% omzet te verliezen. Op dit moment is het aanvraagloket NOW voor het tweede kwartaal van 2021 geopend.

NOW-3

Vanaf maart tot en met september 2020 zijn de NOW1 en NOW2 van kracht geweest. Op dit moment geldt de NOW-3.

Deze bestaat uit 3 tijdvakken van 3 maanden, tot 1 juli 2021:

  • NOW 3.1 van 1 oktober 2020 tot en met 31 december 2020
  • NOW 3.2 van 1 januari 2021 tot en met 31 maart 2021
  • NOW 3.3 van 1 april 2021 tot en met 30 juni 2021

Meer informatie over de NOW-3 lees je in ons eerdere nieuwsartikel ‘Uitwerking NOW-3’.

Huidige aanvraagperiode NOW

  • Op dit moment kun je voor de vijfde periode van de NOW (derde periode van de NOW-3) een tegemoetkoming aanvragen.
  • Het loket is geopend van 6 mei tot en met woensdag 30 juni 2021.
  • Je vraagt een tegemoetkoming aan voor de periode: april, mei en juni 2021.

Je kunt een aanvraag doen voor de vijfde periode van de NOW op de website van het UWV. 

Kinderen met een (vakantie)baantje binnen het eigen bedrijf

Kinderen met een (vakantie)baantje binnen het eigen bedrijf

De eindexamens beginnen volgende week en de zomervakantie is voor veel leerlingen in zicht. Misschien is jouw zoon of dochter wel op zoek naar een leuke bijbaan en is het een idee dat ze in jouw bedrijf komen meewerken. Maar hoe zit dat eigenlijk als je kind een (vakantie)baantje heeft in je eigen bedrijf?

Dezelfde voorwaarden

Allereerst kan je kind onder dezelfde voorwaarden werken als andere werknemers. De gevolgen zijn dan ook gelijk aan het in dienst nemen van een ieder ander willekeurig persoon. Je draagt belasting en premies af en je betaalt de werkgeversheffing ZVW. Je kinderen zijn dan ook verzekerd voor de werknemersverzekeringen.

Fictieve dienstbetrekking

Als je kind minstents 15 jaar is en de familieband overheerst in de arbeidsverhouding dan zal de Belastingdienst als snel aannemen dat er sprake is van een fictieve dienstbetrekking. Bij een fictieve dienstbetrekking ben je inhoudingsplichtig voor de loonbelasting en premies. Je betaalt ook de werkgeversheffing ZVW voor je kind. Je betaalt niet voor de werknemersverzekeringen en je kind is daar dus ook niet voor verzekerd. Je moet je verder aan de administratieve verplichtingen rond werknemers houden.

Vereenvoudigde regeling of Kalenderjaarregeling 

Voor meewerkende kinderen met een fictieve dienstbetrekking mag je onder bepaalde voorwaarden een vereenvoudigde regeling toepassen voor de inhouding loonheffing en de Zvw.

Deze regeling heeft, onder andere, de volgende voordelen:

  • Een vereenvoudigde loonadministratie.
  • Slechts één keer per jaar aangifte en afdracht van verschuldigde loonheffing.
  • Geen premie voor werknemersverzekering verschuldigd.
  • De arbeidskosten van jouw kind(eren) mag je in de onderneming verrekenen met de winst.

Melding meewerkende kinderen Belastingdienst

Uiterlijk in januari 2022 dien je de gegevens aan te geven betreffende de in 2021 uitbetaalde bedragen aan meewerkende kinderen. Dit doet je door middel van een eenmalige loonaangifte over het gehele jaar. Hiervoor dien je gebruik te maken van een apart loonheffingennummer. Dit nummer kun je aanvragen met het formulier ‘Melding Loonheffingen Werkgever van meewerkende kinderen van de Belastingdienst.

Bijverdiengrenzen

Het is belangrijk om rekening te houden met de bijverdiengrenzen om korting op toeslagen en eventuele studiefinanciering te voorkomen. Sinds 1 januari 2020 mag een kind, vanwege de coronacrisis, onbeperkt bijverdienen voor de kinderbijslag.

Voor 2021 is de bijverdienstegrens voor studenten € 15.415,63. Het gaat om het verzamelinkomen of belastbaar loon. Dit bedrag geldt voor mbo studenten van 18 jaar of ouder en voor hbo- en wo-studenten in het oude leenstelsel. Onder het nieuwe stelsel voor hbo en universiteit is er geen bijverdiengrens meer.

Leeftijd en aangepaste regels

Als je 13 of 14 jaar bent, mag je alleen klusjes doen. Ook mag je helpen bij licht, niet-industrieel werk. Daarnaast is een aantal werkzaamheden is verboden als je 13 of 14 jaar bent zoals het werken in een fabriek, tillen van zware dingen, achter de kassa werken of laden of lossen. Een complete lijst van werkzaamheden die 13- en 14-jarigen wel en niet mogen doen vind je op de website van de Rijksoverheid. Ook voor 15-jarigen en 16- en 17-jarigen gelden specifieke regels.

Data aanvragen verschillende kwartalen TVL

Data aanvragen verschillende kwartalen TVL

Ondernemers die geraakt worden door de maatregelen om de verspreiding van het coronavirus tegen te gaan kunnen een aanvraag doen voor de Tegemoetkoming Vaste Lasten. De regeling staat open voor alle sectoren. De Tegemoetkoming Vaste Lasten (TVL) ondersteunt bedrijven en zelfstandigen om hun vaste lasten te betalen. De TVL-subsidie is afhankelijk van het omzetverlies (minimaal 30%), het percentage vaste lasten en een subsidiepercentage. We zetten de belangrijkste data nog een keer voor je op rij. 

TVL Q1

Op dit moment geldt de TVL Q1 2021. Deze tranche loopt van 1 januari tot en met 31 maart 2021. Eerder kon de TVL Q1 worden aangevraagd tot 1 mei, maar dit is inmiddels verlengd tot 18 mei 17.00 uur. Je kunt de TVL Q1 aanvragen bij de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland.

TVL Q2

Van 1 april tot en met 30 juni 2021 geldt de TVL Q2 2021. Aanvragen kan naar verwachting vanaf halverwege mei 2021.

Niet mkb-bedrijven

Niet mkb-bedrijven kwamen niet in aanmerking voor TVL 1 en TVL Q4 2020. Niet mkb-bedrijven kunnen vanaf 10 mei 12.00 uur tot en met 10 juni 17.00 uur TVL Q1 2021 Grote Ondernemingen aanvragen. Maximaal 1 aanvraag per concern.

Aanvullingen TVL

Voor de detailhandel, reissector, land- en tuinbouw en evenementenbranche zijn aanvullende regelingen getroffen binnen de TVL.

Subsidiepercentage verhoogd

Het subsidiepercentage voor TVL Q1 2021 is 85%. In het 2e kwartaal wordt dit percentage verhoogd naar 100%.

Data aanvragen TVL:

  • TVL Q4 2020: liep van 1 oktober tot en met 31 december 2020. Deze kun je niet meer aanvragen.
  • TVL Q1 2021: 1 januari tot en met 31 maart 2021. Aanvragen kan van 15 februari tot 18 mei 2021.
  • TVL Q2 2021: 1 april tot en met 30 juni 2021. Aanvragen kan naar verwachting vanaf halverwege mei 2021.
  • Tegemoetkoming Vaste Lasten (TVL) Q1 2021 Grote ondernemingen. Aanvragen vanaf 10 mei om 12.00 uur tot en met 10 juni 17.00 uur.

Wetsvoorstel betaald ouderschapsverlof aangenomen

Wetsvoorstel betaald ouderschapsverlof aangenomen

De Tweede Kamer heeft het wetsvoorstel betaald ouderschapsverlof aangenomen. Het wetsvoorstel wijzigt de Wet arbeid en zorg, de Wet flexibel werken en enkele andere wetten ter invoering van een Europese richtlijn.

Ouderschapsverlof

Onder de huidige wetgeving kunnen ouders 26 weken ouderschapsverlof opnemen in de eerste acht levensjaren van hun kind. Dat verlof is in principe onbetaald, tenzij werkgever en werknemers daar andere afspraken over hebben gemaakt. Slechts een derde van de ouders neemt ouderschapsverlof op. Als de Wet betaald ouderschapsverlof wordt ingevoerd, worden de eerste negen van de 26 weken ouderschapsverlof betaald verlof. Het UWV betaalt in die periode een uitkering ter hoogte van 50% van het dagloon van de betreffende ouder met een maximum van 50% van het maximum dagloon voor de toepassing van de sociale zekerheidswetgeving. Het is de bedoeling dat de regeling op 2 augustus 2022 ingaat.

Beperking ouderschapsverlof

Via een nota van wijziging is het mogelijk gemaakt om eenmalig en voorafgaand aan de inwerkingtreding van het wetsvoorstel het uitkeringspercentage van 50% te verhogen naar 70%. In de nota van wijziging is een beperking opgenomen voor het recht op een ouderschapsverlofuitkering bij verandering van de gezinssamenstelling na de eerste verjaardag van het kind. Deze beperking houdt in dat het recht op een uitkering gedurende negen weken wegens ouderschapsverlof alleen bij adoptie of pleegzorg tot één jaar na opname van het kind in het gezin kan worden genoten mits het kind jonger is dan acht jaar.

Geboorteverlof

De invoering van betaald ouderschapsverlof volgt op de invoering van extra geboorteverlof. Sinds 1 januari 2019 krijgen partners vijf werkdagen vrij direct na de geboorte van hun kind. Vanaf 1 juli 2020 kunnen zij daarnaast nog vijf weken betaald verlof opnemen in de eerste zes maanden na de geboorte van een kind.

Bron: Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Geen versoepeling urencriterium vierde kwartaal 2020

Geen versoepeling urencriterium vierde kwartaal 2020

De Wet op de inkomstenbelasting kent een aantal faciliteiten voor ondernemers. Om recht te hebben op de zelfstandigenaftrek, de meewerkaftrek en de oudedagsreserve moet de ondernemer voldoen aan het urencriterium.

Het urencriterium

Dit houdt in dat de ondernemer ten minste 1225 uren per kalenderjaar moet besteden aan werkzaamheden voor zijn onderneming. Voor het jaar 2020 geldt dat een ondernemer in de periode van 1 maart tot 1 oktober geacht wordt ten minste 24 uur per week aan de onderneming te hebben besteed, ongeacht de werkelijk bestede uren. Voor ondernemers in seizoengebonden sectoren, die gewoonlijk in de periode van 1 maart tot 1 oktober de meeste uren besteden aan hun onderneming, geldt dat zij geacht worden in 2020 evenveel uren te hebben gewerkt als zij in de periode van 1 maart 2019 tot en met 30 september 2019 hebben gewerkt.

Versoepeling gold niet in laatste kwartaal

De versoepeling van het urencriterium gold in 2020 niet in het laatste kalenderkwartaal. Dat is om te voorkomen dat ondernemers, die in eerdere jaren niet aan het urencriterium hebben voldaan, dat in 2020 alleen door de versoepeling wel zouden doen. Dat blijkt uit het antwoord van de staatssecretaris van Financiën op Kamervragen. De staatssecretaris vindt het ongewenst om de versoepeling met terugwerkende kracht ook van toepassing te laten zijn op het laatste kwartaal van 2020.

Bron: Ministerie van Financiën | publicatie

Hoofdlijnen verplichte arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen

Herstelmogelijkheid aanvraag subsidieregeling praktijkleren

De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap biedt werkgevers de mogelijkheid om alsnog subsidie aan te vragen op grond van de Subsidieregeling praktijkleren voor het studiejaar 2019-2020.

Hardheidsclausule

Aanvragen hadden uiterlijk op 16 september 2020 om 17.00 uur moeten zijn ingediend om nog tijdig te zijn. In verband met de coronapandemie zijn werkgevers niet altijd in staat geweest om tijdig hun subsidieaanvraag in te dienen. Met een beroep op de hardheidsclausule is dit nu alsnog mogelijk. De werkgever zal moeten aantonen dat de corona-uitbraak of de coronamaatregelen zodanige gevolgen hebben gehad dat hij daardoor niet in staat was de aanvraag tijdig in te dienen. Het feit dat de medewerker, die de aanvraag zou indienen, vanwege corona is ziekgemeld, is onvoldoende. Daarnaast moet sprake zijn van een ’onbillijkheid van overwegende aard’ indien de subsidie niet alsnog zou worden verstrekt.

Schriftelijke bewijzen

Een beroep op de hardheidsclausule wordt alleen gehonoreerd wanneer de werkgever met schriftelijke bewijzen komt. Werkgevers, die zich tussen 16 en 30 september 2020 hebben gemeld bij RVO.nl, worden in de gelegenheid gesteld om tussen 3 en 21 mei 2021 alsnog een aanvraag in te dienen.

Bron: Staatscourant | 01-04-2021

Hoofdlijnen verplichte arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen

Hoofdlijnen verplichte arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen

De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft in een brief aan de Tweede Kamer de hoofdlijnen van een verplichte arbeidsongeschiktheidsverzekering voor zelfstandigen uiteengezet. In het pensioenakkoord is met de sociale partners afgesproken dat er een verplichte verzekering voor zelfstandigen moet komen. De Stichting van de Arbeid heeft over de invulling van de verplichte verzekering advies uitgebracht. Aan het UWV en de Belastingdienst als de beoogde uitvoerders van de regeling is gevraagd om de uitvoerbaarheid van het advies te beoordelen. Volgens deze instellingen is de uitvoering complex.

Eenvoudige verzekering als uitgangspunt

Vanwege het belang van een verplichte verzekering voor zelfstandigen tegen arbeidsongeschiktheid ligt de focus op wat wel haalbaar is. Als uitgangspunt is gekozen voor een eenvoudige verzekering voor iedereen die winst uit onderneming geniet, zonder uitzonderingen of keuzemogelijkheden en met een uniform premiepercentage. Daarbij wordt uitgegaan van een aan de WIA gelijke, uniforme wachttijd. De uitkering en claimbeoordeling vinden plaats op basis van de WIA. Waar dat niet lukt, wordt aansluiting gezocht bij de vroegere Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen (Waz). De hoogte van de uitkering is in principe gebaseerd op het inkomen van de zelfstandige in het kalenderjaar voorafgaand aan zijn eerste ziektedag. De uitkering is gemaximeerd op 100% van het wettelijk minimumloon.

Aansluiting individuele behoefte

Het advies van de Stichting van de Arbeid gaat uit van het naast elkaar bestaan van publieke en private verzekeringen. Dat biedt zelfstandigen de mogelijkheid om een verzekering af te sluiten, die aansluit bij de individuele behoefte. Door de mogelijkheid van een opt-out voor de publieke verzekering is een zelfstandige, die meer dekking wil dan de publieke verzekering biedt, niet verplicht publiek verzekerd voor de basis en aanvullend privaat verzekerd, maar kan hij kiezen voor één private verzekering.

Bedrijfsarts en arbozorg

Er wordt onderzoek gedaan naar mogelijkheden om zelfstandigen toegang te geven tot een bedrijfsarts en goede arbozorg. Op grond van een motie van de Tweede Kamer moet voorkomen worden dat de kosten voor de arbeidsongeschiktheidsverzekering leiden tot een slechtere netto-inkomenspositie van de zelfstandige. De minister vindt betaalbaarheid van de arbeidsongeschiktheidsverzekering een belangrijke voorwaarde. Onderzocht wordt in welke mate verwacht mag worden dat zelfstandigen de te betalen premie kunnen doorberekenen aan hun opdrachtgevers. De minister ziet geen heil in het heffen van een verplichte bijdrage bij de opdrachtgever.
 
Bron: Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Verkenning leefvormen AOW

Verkenning leefvormen AOW

Leefvormdefinities sluiten niet aan bij beleving

Bij de uitvoering van de AOW doen zich soms problemen voor doordat de bestaande leefvormdefinities niet aansluiten bij de beleving van mensen. De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft een verkenning uit laten voeren naar mogelijkheden om het stelsel van leefvormen te vereenvoudigen en te moderniseren.

De minister heeft het eindrapport van deze verkenning naar de Tweede Kamer gestuurd. Het rapport beschrijft drie mogelijke varianten om het stelsel van leefvormen in de AOW begrijpelijker en beter uitvoerbaar te maken. Ook zijn er verbeteropties beschreven voor het huidige stelsel. Het rapport is zonder nadere standpuntbepaling van het kabinet aan de Kamer voorgelegd.

De in het rapport genoemde varianten zijn:

  1. Individualisering van de AOW.
  2. Adres als uitgangspunt.
  3. Toeslagpartnerbegrip als uitgangspunt.

1) Individualisering van de AOW

In deze variant heeft iedere AOW-gerechtigde, ongeacht de leefvorm, recht op eenzelfde bedrag aan uitkering. Door de AOW te individualiseren wordt het stelsel veel eenvoudiger uit te voeren.

2) Adres als uitgangspunt

In deze variant wordt de hoogte van de uitkering bepaald aan de hand van het aantal mensen dat op één adres woont. Wie alleen woont heeft recht op de alleenstaandenuitkering. Wonen meerdere mensen op één adres dan ontvangen AOW-gerechtigden de lagere uitkering voor samenwonenden. De onderlinge relatie van personen die op hetzelfde adres wonen is in deze variant niet van belang.

3) Toeslagpartnerbegrip

Door aan te sluiten bij het toeslagpartnerbegrip wordt rekening gehouden met het kostenvoordeel van het delen van een huishouden en met de onderlinge verbondenheid tussen mensen. Bij het hanteren van het toeslagpartnerbegrip wordt gebruik gemaakt van objectief vast te stellen criteria.

Opties binnen het huidige stelsel

Deze opties leiden niet tot een fundamentele vereenvoudiging, omdat er nog steeds wordt getoetst aan materiële criteria die op basis van de individuele situatie moeten worden beoordeeld.

Toepassing van 50%-norm bij meerpersoonshuishoudens

In deze variant wordt bij drie of meer meerderjarige ongehuwde personen die in dezelfde woning hun hoofdverblijf hebben, een AOW-uitkering volgens de gehuwdennorm van 50% uitgekeerd. Het is niet relevant of men voor elkaar zorgt.

Duurzaam gescheiden leven in verzorgingsinstelling

Het beleid, dat gehuwden bij opname van één van beide partners in een zorginstelling in aanmerking kunnen komen om een alleenstaandenuitkering te ontvangen, is complex. De keuzevrijheid zou kunnen worden afgeschaft om de regeling eenvoudiger te maken. Een andere mogelijkheid kan zijn dat AOW-gerechtigden terug kunnen komen op een eerder gemaakte keuze.

Tweewoningenregel voor gehuwden

In deze variant wordt aan gehuwden, die ieder een eigen woning hebben waar geen andere mensen staan ingeschreven of feitelijk inwonen en die de kosten van die woning zelf dragen, een AOW voor alleenstaanden uitgekeerd.

Bron: Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid | publicatie

Dilemma’s in de NOW

dILEMMA'S IN DE NOW

De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft een brief aan de Tweede Kamer gestuurd over ervaringen met de NOW. Kenmerk van de NOW is dat het een generieke regeling is, waarbinnen geen rekening gehouden kan worden met specifieke omstandigheden van bedrijven en sectoren. In deze brief informeert de minister de Kamer over diverse dilemma’s in de NOW en de gemaakte afwegingen.

Terugbetalingen

Een deel van de werkgevers moet bij de definitieve vaststelling van de NOW geld terugbetalen. Dat kan het gevolg zijn van een minder grote omzetdaling of van een dalende loonsom. De minister benadrukt dat de wijze van berekening van de NOW bij een gedaalde loonsom bewust is gekozen. Doel van de regeling is het behoud van werkgelegenheid. Als de loonkosten van de werkgever dalen, heeft hij minder steun nodig. De gedachte is dat een werkgever met 50% omzetverlies de loonkosten voor 50% zelf kan betalen en voor de overige 50% subsidie nodig heeft.

De verleende voorschotten zijn gebaseerd op de lonen van de maand januari. Voor sommige werkgevers is dat een maand met een relatief hoge loonsom, bijvoorbeeld vanwege het uitkeren van bijzondere beloningen, anders dan een 13e maand en vakantiegeld. Het is niet mogelijk om dergelijke incidentele betalingen uit de loonsom te filteren. Een andere keuze dan de maand januari was bij de totstandkoming van de NOW geen optie. De minister benadrukt dat het UWV zeer coulant omgaat met terugbetalingstermijnen.

Referentiemaand loonsom NOW-3

Afwijken van de referentiemaand juni voor de NOW-3 is volgens de minister geen optie. Bij de totstandkoming van de NOW-3 in augustus was juni de meest recente maand waarvan de loongegevens beschikbaar waren. De referentiemaand aanpassen tijdens de looptijd van de regeling is niet mogelijk.

Onterechte toekenning voor nieuw gestarte bedrijven

Door een administratieve fout in het systeem hebben 21 werkgevers, die zijn gestart na 1 februari 2020, onterecht een voorschot voor de NOW-2 ontvangen. De minister heeft besloten dat in die gevallen het ontvangen voorschot niet wordt teruggevorderd.

Seizoensmaatregel

De NOW-1 houdt rekening met seizoensbedrijven. Als de loonsom over de maanden maart tot en met mei 2020 hoger is dan drie keer de loonsom van januari 2020, wordt de subsidie bij de vaststelling gebaseerd op de loonsom van maart, april en mei, met als maximum driemaal de loonsom van maart. De door het UWV gebruikte rekenapplicatie om de hoogte van de definitieve subsidie te berekenen blijkt bij toepassing van de seizoensmaatregel twee fouten te bevatten. Er wordt een foutieve peildatum gebruikt. Ook wordt altijd uitgegaan van driemaal de loonsom van maart, ongeacht of de totale loonsom van maart, april en mei hoger of lager is dan driemaal de loonsom van maart.

Het aanpassen van de rekenmodule kost te veel tijd. In de meest afwijkende gevallen vindt berekening van de subsidie handmatig plaats. In de gevallen waarin de rekenmodule tot een lagere subsidievaststelling is gekomen, is de loonaangifte van maart tussen peildatum 15 mei en 19 juli neerwaarts gecorrigeerd. De minister maakt voor die gevallen gebruik van de mogelijk in de NOW-1 om af te wijken van de peildatum 15 mei.

Bonusverbod bij aanvraag op werkmaatschappijniveau

Voor de mogelijkheid om op werkmaatschappijniveau een NOW-aanvraag te doen geldt als voorwaarde een bonus- en dividendverbod. De gehele groep mag geen dividend uitkeren. Dit geldt ook voor de internationale bedrijfsonderdelen en groepsonderdelen die zelf geen NOW hebben aangevraagd. Het bonusverbod ziet enkel op de Raad van Bestuur, directie van het concern en van de aanvragende vennootschap. Het bonusverbod geldt niet voor concernonderdelen die zelf geen NOW-aanvraag hebben ingediend.

Bron: Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Verlenging onbelaste uitkering vaste reiskostenvergoedingen

Verlenging onbelaste uitkering reiskostenvergoedingen

De mogelijkheid om bestaande vaste reiskostenvergoedingen onbelast uit te keren ondanks een gewijzigd reispatroon wordt verlengd tot 1 juli 2021. Dat heeft de staatssecretaris van Financiën bekend gemaakt in antwoord op Kamervragen. De regeling werd eerder al verlengd tot 1 april 2021.

Een voorwaarde is dat de reiskostenvergoeding al voor 13 maart 2020 werd gegeven. De staatssecretaris heeft verder meegedeeld dat mogelijkheden worden onderzocht voor een aanvullende regeling waarbinnen het mogelijk wordt om thuiswerkkosten onbelast te vergoeden. Daarvoor geldt nu nog geen gerichte vrijstelling.

Deze regeling zou een aanvulling zijn op de bestaande mogelijkheden om arbo-voorzieningen en ICT-middelen onbelast te vergoeden. Deze aanvullende regeling zal niet voor het einde van het jaar kunnen worden ingevoerd. Werkgevers kunnen dit jaar de verruiming van de vrije ruimte in de werkkostenregeling gebruiken om thuiswerkkosten onbelast te vergoeden.

Reisgedrag in kaart brengen

Het is van belang om na 1 juli 2021 het reisgedrag van je werknemers goed in kaart te brengen. Hoeveel dagen komt de werknemer nog naar kantoor vanaf 1 juli en welke vaste thuiswerkdagen zijn er? Als na juli 2021 het oude reispatroon nog niet is hersteld dan moet de vergoeding voor de reiskosten gebaseerd worden op het werkelijke reispatroon van de werknemers. Mocht het kabinet de maatregel voor de vaste reiskostenvergoeding wederom verlengen dan zullen we je hierover berichten.

Doorbetaling is niet wettelijk verplicht

Werkgevers zijn niet wettelijk verplicht om de vaste reiskosten door te betalen als de werknemer deze kosten niet maakt. Als een werknemer langdurig (deels) thuis blijft door bijvoorbeeld thuiswerken, mag de werkgever de vaste reiskostenvergoeding (deels) stoppen. Als in de arbeidsvoorwaardenregeling, personeelshandboek, arbeidsovereenkomst of collectieve arbeidsovereenkomst (cao) echter is bepaald dat de werkgever de reiskosten moet blijven vergoeden bij afwezigheid van de werknemer, moet hij dit wel blijven doen.

Bron: Ministerie van Financiën